Hout slaat CO2 op. Hoeveel, dat is behoorlijk precies en objectief te meten en vast te leggen in certificaten. Er is grote behoefte aan opslag van CO2, vanwege de noodzaak om het koolstof surplus uit de atmosfeer te halen. Er is een stijgende vraag naar certificaten om de CO2-balans van bedrijven te dekken. Allemaal helder. Maar waarom hebben we dan nog geen business case?
Ik begin er steeds meer voor te voelen om helemaal van het woord carbon credits af te stappen. Het drukt een poging tot monitarisering van koolstofopslag uit, het suggereert dat er een verhandelbare waarde in deze ‘credits’ zit, iets waarmee een ‘debet’ kan worden uitgebalanceerd. En zo wordt het ook ‘verkocht’. Maar gehandeld wordt er nog steeds heel weinig in. Als je niet met duurzame ogen maar met hebberige kapitalistenogen kijkt naar die carbon credits, dan valt er nog bitter weinig aan te verdienen. Al worden, vooral in de credithandel tegen ontbossing, sommige katten al behoorlijk vet.
Twee verschillende carbon credits
Want er zijn sowieso twee verschillende soorten carbon credits, die zich op heel verschillende vlakken bezig houden. In de houtbouw hebben we het het meest over de waarde die we toekennen aan de koolstof die ligt opgesloten in een bepaalde hoeveelheid hout (of andere biobased bouwmaterialen), die voor tenminste enkele decennia gestald zal blijven in het gebouw waar het zit.
Maar er zijn ook de carbon credits die worden afgegeven op de aanplant van bossen. Alhoewel dit nogal een cowboywereld lijkt te zijn waar lang niet iedereen zich aan de regels houdt, zijn doel, methode en ook de criteria hier tamelijk helder. Wie voor de uitstoot van zijn vliegreis wil boetedoen of wie voor de uitstoot van CO2 van zijn bedrijf compensatie zoekt kan zich melden bij de makelaars in deze credits.
De voorwaarden zijn dat het om nieuw bos moet gaan, bos dat er niet gekomen zou zijn zonder de credits. En meestal zijn er ook uitsluitingen voor greenwashing: een zeer vervuilend bedrijf kan niet zomaar zijn hele koolstofuitstoot afkopen met deze waardepapieren. Er is veel te doen over de monitoring: als ergens in Peru drieduizend bomen worden geplant, of ergens in de Flevopolder, hoe zeker weten we dan dat die bomen allemaal overleven en in dertig jaar de voorspelde hoeveelheid koolstof ook daadwerkelijk uit de lucht gaan halen? De strenge voorwaarden zijn aan de andere kant ook een ergernis voor zeer goedbedoelende mensen. Een Nederlandse houthandelaar met bosconsessies in Bolivia klaagt daar over: terwijl links en rechts van zijn consessie het regenwoud wordt afgebrand of omgespit, kan hij voor zijn volgens strenge FSC-regels duurzaam beheerde bos geen carbon credits claimen. Want het bod ís er al, behoud is geen criterium.
Koolstof dubbel gecrediteerd?
Ik heb wel eens een flinke boom opgezet (pun intended) over het risico van dubbele claims met die credits. Want stel ik win credits uit een bosproject, door de aanplant van bomen. Die vertegenwoordigen dus een x-hoeveelheid opgeslagen koolstof. Na dertig jaar worden die bomen gerooid en verzaagd. Houden mijn credits dan op te bestaan, of gelden ze nog altijd voor de opslag van CO2 in de balken en planken die ze zagerij uit komen, minus de schors en het resthout als dat naar de verbanding wordt afgevoerd? Als dat laatste het geval is, dan zit ‘mijn’ carbon nog altijd in het hout als het wordt geëxporteerd, eventueel gelamineerd en dan in een gebouw verwerkt. Wordt over het hout in dat gebouw dan weer een carbon credit certificaat verstrekt, dan is op dat moment de koolstof dubbel geclaimd. Zover ik nu weet zien weinig mensen dit als een probleem en is de ene credit gericht op levende bomen en gewassen en de andere op dode stukken cellulose. Hoe de bossencredits precies aflopen, ik weet het niet. Wel dienen de aangelegde bossen in principe duurzaam te zijn, dus bij elke kap volgt weer nieuwe aanplant (zoals in het voorbeeld van de Nederlander met de consessie), dan bljft de initiële koolstofinvestering in principe overeind, al transsubstantieert hij dan wel steeds in nieuwe bomen die dan weer dezelfde opslag zouden realiseren.
Aan de meetkant zit het minste problemen
De carbon credits voor biobased bouwmaterialen hebben een heel eigen dynamiek en problematiek. Aan de meetkant is dat nog het minste. Er is per houtsoort heel precies bekend hoeveel koolstof de boom uit de lucht haalt om er een kilo cellulose en lignine van te maken (Azobé gebruikt meer CO2 dan een vliegden, maar doet er dan weer wel langer over). Ook voor biobased gewassen schijnt die som: de hoeveelheid organisch materiaal gerelateerd aan de hoeveelheid daarvoor gebruikte CO2, niet heel lastig te zijn.
Het is dan ook een begrijpelijke stap dat een Duitse fabrikant van CLT en gelamineerde balken nu besloten heeft om op zijn materiaal carbon credits at te (laten) geven: deze balk bevat zoveel koolstof. Aangezien weinig mensen gealmineerde houtproducten kopen om ze direct in de fik te steken, mag worden aangenomen dat die koolstofopslag wel enige tijd mee zou kunnen. De vraag is hier, bij de bron, wel: gaat dit bedrijf de credits ook op een of andere manier verkopen? In de zin van dat ik meer moet betalen voor hun producten, omdat ik de credits erbij koop? Ik denk dat het eerder zo is dat deze fabrikant het als marketing ziet: ze geven je er extra iets bij. Maar als ik niet expliciet teken voor overname van die credits, wie is dan de eigenaar? Toevallig is dit zelfde vooruitstrevende bedrijf ook de eerste die een terugnamegarantie geeft op zijn producten: bij demontage van een gebouw wil het bedrijf het hout graag terugkopen. Waren de niet-overgedragen credits dan de hele tijd van de leverancier, of toch virtueel van de bezitter van het hout, dus de eigenaar van het gebouw?
Wie claimt de credits? En wie bezit ze?
Dit speelt ook verder in de keten. Wat we momenteel zien is dat complete gebouwen een mooi certificaat krijgen: er zit x biobased materiaal in, goed voor y carbon credits. Gefeliciteerd! Het vreemde is: degene die de proceskosten op zich neemt (het inschakelen van het bedrijf of de stichting die de meting doet en het certificaat afgeeft) en op dat moment zich eigenaar voelt of mag noemen van het gebouw of tenminste het bouwmateriaal, dié wordt eigenaar van die credits. Dat kan dus het bouwbedrijf zijn, de financier, de verzekeraar of de uiteindelijk eigenaar. Wat er met de credits gebeurt die het bouwbedrijf heeft geclaimd op moment dat het wordt overgedragen aan de eigenaar is niet helemaal duidelijk.
Is dat eigenaarschap nu zo belangrijk? Nou, dus wél als je een business case wil, en als je, zoals veel gesuggereerd wordt, een handel in dit soort certificaten zou willen zien ontstaan waarbij de waarde van de certificaten enorm zou kunnen toenemen. Een belofte die ook in die naam ‘carbon credits’ besloten ligt. Een verhandelbaar goed moet een goed gedefinieerd eigenaarschap hebben en een duidelijke procedure van overdracht. Dat is voorwaarde één voor economisch verkeer. De tweede voorwaarde is dat het goed tamelijk duurzaam en welgedefinieerd moet zijn. En ook hier ligt wel een uitdaging. Onze moderne gebouwen zijn immers zeer flexibel en demontabel, zeker die van hout. Certificaten die op een heel gebouw worden afgegeven zijn dan alleen gedefinieerd in de constellatie waarin ze in het gebouw verwerkt zijn. Wordt er een balk uitgenomen, een vloer of wand ingezaagd of wordt het gebouw uiteengenomen en (deels) elders herbouwd, dan houdt het verhandelbare goed op te bestaan. (Een andere weg is gebouwen als materiaalbank zien en dus de waarde, ook in koolstof, van ieder afzonderlijk bouwdeel zien, de wereld van Madaster, maar die lijkt nog niet erg aan die van de carbin credits te raken).
Postief gebruik van carbon credits
Ik denk dat de koolstofcertificaten een goede functie hebben in het uitdrukken van de hoeveelheid CO2 die de bouwmaterialen in zich vasthouden. De vermeden CO2-uitstoot, zoals de noodzaak voor zwaardere machines bij de inzet van CO2 de lucht inpompend beton en staal, is daar nog niet eens bij inbegrepen, dus ze drukken slechts een deel van de CO2-winst door biobased bouwen uit.
Hebben we een business case bij het uitdrukken van die waarde? Een vastgelegde waarde waar een harde, niet-duurzame kapitalist geldscheppende handel in ziet? Volgens mij dus in de verste verte nog niet. Waar het nog het meest raakt aan reeele waarde hebben we het over de duurzaamheidsrapportages van investeerders, ontwikkelaars en bouwbedrijven. Die worden steeds belangrijker en krijgen een steeds verplichtender karakter. Hoe cool als je kunt zeggen dan jouw investering of jouw duurzame bouwwijze x aan CO2 heeft opgeslagen. Mogelijk had je andere dingen moeten doen om aan datzelfde poditieve credit te komen, en dan zijn dan vermeden kosten. Zo werken die carbon credits nu al. En dat is op zich al best ok…
lees ook:
Aandacht voor carbon credits in Houtlab
Sacha Brons: ‘Maak CO2-opslag financieel aantrekkelijk’
HoutbouwCast 11 over regels die houtbouw promoten
Kennisdocument: Hoe zit het met CO2-opslag in hout?
Altijd op de hoogte?
Verdieping en inspiratie voor je houtbouwontwerpen? Een abonnement op Het Houtblad ontsluit decennia aan kennis. Lees het blad in print of online of krijg ‘alleen’ toegang tot al onze dossiers en achtergrondartikelen… We bieden drie soorten abonnementen aan.


