Vurentriplex is een plaatmateriaal met een groot scala aan toepassingen. Als constructiemateriaal biedt het de gelukkige combinatie van gewicht, sterkte en stabiliteit, gecombineerd met een in verhouding gunstige prijs. Dat maakt het een ideaal plaatmateriaal voor constructeur en aannemer. Vooral vurentriplex is populair.
Het concept voor het maken van triplex of multiplex is al heel oud, er zijn al voorbeelden van bekend bij de oude Egyptenaren en Chinezen. Pas aan het eind van de negentiende eeuw werd in Polen een begin gemaakt met de industriële productie; dit triplex was samengesteld uit houtsoorten als elzen en berken, gemengd met beenderlijm. Men beschouwde het product aanvankelijk als minderwaardig, omdat men gewend was om met massief hout te werken. Al snel werd echter duidelijk dat men met dit product niet alleen grotere afmetingen kon verkrijgen, maar ook dat men kon construeren op een wijze die niet mogelijk was met gezaagd hout.
Bestaat er ook triplex van loofhout?
In eerste instantie paste men voor de productie uitsluitend loofhoutsoorten toe, omdat deze in afmeting en kwaliteit het beste resultaat te zien gaven en veelal foutvrije fineren opleverden. In gebieden met weinig loofhout of in gebieden waarin geen naaldhout van grote afmetingen (zoals de douglasspar) groeit, is men ook vuren, grenen en dennen gaan gebruiken. Een nadeel hiervan is dat men relatief weinig foutvrije fineren van hoge kwaliteit krijgt, een voordeel is weer dat het product een hoge constructieve waarde bezit.

Waar komt de naam vurentriplex vandaan?
De hier gebruikte naam van vurentriplex dekt slechts een deel van de beschikbare soorten. Het op onze markt beschikbare triplex kent twee productiegebieden: Noord-Europa en Noord-Amerika. Het triplex dat afkomstig is uit Zweden en vooral Finland, is gemaakt van vuren. Er zijn ook platen, waarin tevens berken is verwerkt, de zogenaamde combi-platen, maar deze vallen in een andere categorie en hebben andere eigenschappen.
De platen die in Noord-Amerika worden geproduceerd, komen voornamelijk uit Canada en zijn bekend onder de naam spruce-triplex of de afkorting CSP (Canadian Softwood Plywood). Hierin worden naast Picea-soorten (spruce of vuren) ook wel andere naaldhoutsoorten verwerkt, zoals dennen (Abies) en -soms- enkele grenesoorten (Pinus). Uit de Verenigde Staten komt slechts incidenteel een plaat op onze markt. Bij ons overheerst de soort dennen. Omdat de basis van dit triplex in beide herkomstgebieden voornamelijk vuren is en de platen voor dezelfde toepassingen worden gebruikt, is hier gekozen voor de verzamelterm vurentriplex.
Wat kenmerkt Noord-Europees triplex?
In Noord-Europa gebruikt men uitsluitend vuren afkomstig van de fijnspar (Picea abies). Deze altijdgroene naaldboom levert hout met een uniforme geelwitte kleur, er bestaat namelijk geen of nauwelijks kleurverschil tussen kern- en spinthout. Over het algemeen verloopt de groei regelmatig, de groeiringen zijn duidelijk herkenbaar. Behoudens hars bevat de fijnspar geen nadelige inhoudsstoffen. De soort is in grote hoeveelheden beschikbaar en heeft als gezaagd hout minder afzetmogelijkheden dan grenen. Hierdoor is het ook prijstechnisch interessant dit hout voor de triplexfabricage te gebruiken.
Vuren heeft een aantal zeer goede eigenschappen, zoals bijvoorbeeld de gunstige gewicht/sterkteverhouding. Vooral in plaatmateriaal komt deze eigenschap tot haar recht: de plaat heeft een relatief laag gewicht, maar een grote sterkte. Een belangrijk voordeel van de toegepaste houtsoort vuren is de ruime beschikbaarheid. Doordat Noord-Europa de bossen goed beheert, is dat een duidelijke waarborg voor continuïteit.

Wat kenmerkt Noord-Amerikaans triplex?
De platen van Noordamerikaanse oorsprong bevatten een aantal Picea-soorten. Zo worden western white spruce (Picea glauca), Engelmann spruce (Picea engelmannii) en sitka spruce (Picea sitchensis) gebruikt en nog een aantal minder bekende soorten van dit geslacht. Ook vindt er vaak menging plaats met een aantal dennesoorten (Abies), zoals balsem-den of balsam fir (Abies balsamea) en amabilis fir (Abies amabilis). Ook is het mogelijk dat er in beperkte mate Pinus-soorten worden verwerkt. Voor de uiteindelijke kwaliteit maakt dit weinig verschil, daar de soorten onderling in kwaliteit en eigenschappen vrijwel overeenkomen, al zal een plaat, gemaakt van één soort, constructief meestal betrouwbaarder zijn.
Hoe wordt triplex gemaakt?
Hoewel er in de gevolgde productiemethode tussen fabrieken onderling verschillen zijn, maakt men de platen in grote lijnen op een en dezelfde manier. Het rondhout wordt over water of land aangevoerd en ook zodanig (in het water of op het land) opgeslagen. Bij opslag op het land besproeit men de stammen veelal tegen uitdroging en tegen insecten- of schimmelaantasting. Vóór het schillen worden de stammen enige tijd in warm water gedompeld, ontbast en op lengte afgekort. Veel fabrieken streven één lengte na, teneinde tot een maximale productie te komen, en zagen de verkregen fineren voor een deel later doormidden voor de noodzakelijke dwarsfineren.
De meest gebruikte lengte is circa 250 cm, zijnde de netto plaatlengte plus overmaat. De stammen worden geschild tot fineer van verschillende dikten. Zo schilt men de betere stammen, waarin relatief weinig of geen gebreken voorkomen, tot dunnere fineren, teneinde een maximaal aantal meters van hoogwaardige kwaliteit te verkrijgen voor de buitenlagen, die ‘dekfineren’ worden genoemd. Van minder goede stammen schilt men dikkere fineren ten behoeve van de tussenlagen. Omdat de stam in het hart tussen twee klauwen wordt geklemd en op deze wijze tegen het mes wordt gedrukt, blijft er een ronde kern over met een diameter die een fractie groter is dan de klauwen. Deze restrol wordt meestal tot hout voor bijvoorbeeld emballagedoeleinden gezaagd of verspaand voor de productie van spaanplaat of pulp..
Bestaat triplex uit langs- en dwarsfineren?
Na het schillen worden de fineren gedroogd tot circa 8% vochtgehalte en op maat gesneden, maar deze volgorde kan ook omgekeerd zijn. Na het drogen volgt de kwaliteitssortering, die met name is gericht op de dekfineren. Men voegt de stroken tot hele plaatafmetingen samen en bouwt vervolgens een plaat op met de benodigde fineren. Afhankelijk van dikte en kwaliteit geschiedt deze opbouw door de fineren in draadrichting om en om neer te leggen. Deze fineren worden ‘langsfineren’ en ‘dwarsfineren’ genoemd.
Bij langsfineren loopt de nerf of de draadrichting van het hout parallel met de lange zijde. Staat de nerfrichting haaks op de lange zijde, dan spreken we van dwarsfineren. Door deze kruiselingse opbouw krijgt de plaat een maximale sterkte.
Elk tweede fineer is een lijmfineer, dat aan beide zijden door lijmrollen van lijm wordt voorzien. De fineren worden zo opgebouwd en tot platen geperst onder hoge druk en temperatuur. De platen gaan dan naar het magazijn om te besterven en te stabiliseren. Daarna worden ze op de juiste afmeting gezaagd, gekeurd en, afhankelijk van de kwaliteit, al of niet geschuurd, waarna men ze tot uniforme pakketten bundelt voor verzending.

Wat zijn de afmetingen van triplex?
De gangbare afmetingen zijn gebaseerd op de in Noord-Amerika gebruikelijke afmetingen. De oppervlaktemaat is hoofdzakelijk 2440 x 1220 mm. Een enkele fabriek kan ook andere afmetingen produceren. Dit gebeurt echter meestal alleen op bestelling. In Noord-Europa zijn er meer mogelijkheden, maar ook hier is 2440 x 1220 mm de meest gebruikelijke afmeting. Er bestaat de mogelijkheid tot 1525 mm lang en 3660 mm breed te leveren of, in overleg met de producent, zelfs nog groter. De eerstgenoemde maat is steeds de lengtemaat; deze geeft zo ook de richting van het fineer aan, zodat de ontwerper of gebruiker de grootste sterkte, parallel aan de houtdraadrichting, op de juiste wijze in de constructie of toepassing kan benutten.
Er zijn een groot aantal diktematen beschikbaar, zowel geschuurd als ongeschuurd. Vanuit Noord-Amerika is de plaat leverbaar vanaf 6,5 mm tot maximaal 20,5 mm; vanuit Noord-Europa vanaf 4 mm tot maximaal 30 mm. De meest gangbare dikten zijn 9 en 18 mm. In enkele dikten zijn ook platen leverbaar met messing en groef aan de lange zijde. Het aantal plaatlagen is minimaal 3; maximaal kan dit oplopen tot wel 19 lagen bij grote dikten, zoals 27 of 30 mm. Bij enkele dikten kan de opbouw ook uit een even aantal lagen bestaan, wat traditioneel nooit gebruikelijk was, maar wel degelijk goed kan functioneren.
Welke kwaliteitsoorten kent triplex?
De beschikbare kwaliteiten zijn gebaseerd op regels die zijn opgesteld door een landelijke overkoepelende en onafhankelijke instantie. Meestal staan de fabrieken ook onder controle van die instantie. De platen of pakketten worden voorzien van een kwaliteitsstempel. In Finland produceren de fabrieken onder de regels, opgesteld door de Association of Finnish Plywood Industries. Deze onderscheiden de fineerkwaliteiten E, I, II, III en IV. Hiervan zijn E en I in principe niet beschikbaar in vuren, terwijl kwaliteit IV vrijwel niet wordt gebruikt als dekfineer. De meest gangbare kwaliteiten voor dekfineren zijn derhalve II en III of een combinatie hiervan. De uiteindelijke kwaliteit van de plaat hangt af van de dikte van de fineren, het aantal dwars- of langsfineren en de fineerkwaliteiten. Een opvallend aspect is dat Finland ook platen aanbiedt met dwarsfineren als dekfineer, terwijl het elders ter wereld gewoon is hiervoor langsfineren als dekfineren toe te passen.
In Canada wordt het triplex geproduceerd onder COFI-kwaliteitsmerk (Council of Forest Industries). De fineerkwaliteiten zijn hier A, B, C en D, waarvan de laatste niet of nauwelijks wordt gebruikt als dekfineer. In de C-kwaliteit kent men nog de variatie van gerepareerd fineer. Gebreken worden gepropt, dat wil zeggen men snijdt een ovaal, iets groter dan het gebrek, uit het fineer, waarna men hierin eenzelfde ovaal van gezond fineer legt. De COFI kent een aantal standaardkwaliteiten, waarvan de opbouw, de fineerdikte, alsmede de kwaliteit en afwerking, nauwkeurig zijn vastgelegd. De meest ingevoerde kwaliteit op onze markt staat bekend als Select Sheating. Afhankelijk van de kwaliteit zijn de platen geschuurd, licht geschuurd of, voor mindere toepassingen, ongeschuurd.
Wat zijn eigenschappen van triplex?
Door de ideale verhouding van gewicht en sterkte is vurentriplex bij uitstek een plaat met voortreffelijke constructieve eigenschappen. Het relatief lage gewicht van vurentriplex ligt op circa 500 kg/m³. Een andere belangrijke eigenschap is de stabiliteit. Doordat vuren over het algemeen een langzaam en regelmatig gegroeide houtsoort is en doordat het triplex uit betrekkelijk dunne fineren is opgebouwd, verkrijgt men een vlakke en stabiele plaat met weinig neiging tot vervormen en kromtrekken. In de Tweede Wereldoorlog werden met name de eigenschappen van sitka spruce, de sterkste onder de vurensoorten, gebruikt voor de fabricage van grote transportvliegtuigen. De Spruce Goose, zoals dit vliegtuig heette, is een technisch hoogstandje in de geschiedenis der triplextoepassingen.

Vurentriplex wordt in principe altijd water- en kookvast gelijmd met fenol-formaldehydelijmen. De formaldehyde-emissie is laag door het gebruik van fenolharsen, die de formaline goed binden, waardoor vurentriplex ruimschoots aan de hoogste normen voor formaldehyde-emissie voldoet (E1). Zogenaamde E1-platen hebben een maximaal toegestane emissie van 9 mg/100 g ovendroog materiaal. Men dient er verder rekening mee te houden dat vurehout van nature niet duurzaam is en ook moeilijk te impregneren is.
Hoe wordt triplex bewerkt en afgewerkt?
Vuretriplex is met alle gereedschappen eenvoudig te bewerken. Het is uitstekend te nagelen en te schroeven. Een van de weinig nadelen is het veelvuldig voorkomen van kwasten, wat bij het herzagen van de plaat problemen kan veroorzaken. Ook bij de afwerking kunnen de kwasten zich blijvend aftekenen. Vandaar dat het voor hoogwaardige toepassingen aanbeveling verdient dekfineren van de beste kwaliteit te gebruiken met een minimum aan kwasten en andere gebreken. Schuren, lijmen en afwerking met verschillende verfsystemen leveren geen problemen op.
Hoe wordt triplex toegepast?
Vurentriplex in de standaardafmetingen kan men in een groot aantal toepassingen tegenkomen, in de houtskeletbouw met name als dak- en wandplaten, koker- en ribpanelen, en vloeren. Vooral dakpanelen, waarbij de platen zijn voorzien van een schuimlaag en een bitumenlaag, vormen een belangrijke markt. Vuretriplex krijgt hier de voorkeur boven andere platen vanwege de uitstekende vlakheid en stabiliteit en vanwege de decoratieve eigenschappen en de lichte kleur.
De lagere kwaliteiten zijn toepasbaar als tijdelijke schuttingen en in de emballage. De kwaliteiten met hoogwaardige dekfineren vinden vooral toepassing in de meubelindustrie, maar zijn ook geschikt als bekistingsplaat, zij het met een beperkte repetitiefactor. Daarnaast voorziet men dergelijke platen ook van een extra afwerklaag, zoals laminaten en fenolfilms, waardoor er een uitbreiding van toepassingen plaatsvindt: reclameborden, bekistingsplaten met een hogere repetitiefactor enzovoorts.n
Voor permanente toepassing in buitengevels is vurentriplex slechts toegestaan mits voorzien van een weerbestendige kunstharsfilm, die in de fabriek is aangebracht, bijvoorbeeld ten behoeve van schilderwerk.

Bestaan er afwijkende soorten vurentriplex?
Er zijn ook enkele typen vurentriplex op de markt, die bewerkingen hebben ondergaan, waardoor er andere toepassingsmogelijkheden ontstaan. Voorbeelden hiervan zijn platen, voorzien van groeven of van een ander type profilering (schrootjeseffect). De kwaliteit van de dekfineren moet in principe hoog zijn, omdat deze platen bijna altijd in het zicht blijven. Belangrijke toepassingen zijn gevelvullende panelen, wanden, plafonds en stacaravans. Vanwege het wat afwijkende karakter van deze toepassingen worden hiervoor vaak afwijkende afmetingen aangeboden.